Kaart van de gemeente Dokkum en omstreken in 1915


Home | Kaarten | Gemeentekaarten | Kaart van de gemeente Dokkum en omstreken in 1915
Kaart van de gemeente Dokkum en omstreken in 1915
Datering: 1915
Bron: Tresoar

EEN AFDRUK VAN DEZE KAART BESTELLEN? DAT KAN HIER!

Mooie oude Kaart van de gemeente "Dokkum" en Omstreken uit 1915, die een prachtig beeld geeft van hoe de meest noordelijke van de Friese elfsteden er iets meer dan 100 jaar geleden uitzag. De kaart laat zien dat de bebouwing van Dokkum zich begin 20e eeuw nog grotendeels binnen de vestingwerken bevond. Die vestingwerken vormden al langer een...

EEN AFDRUK VAN DEZE KAART BESTELLEN? DAT KAN HIER!

Mooie oude Kaart van de gemeente "Dokkum" en Omstreken uit 1915, die een prachtig beeld geeft van hoe de meest noordelijke van de Friese elfsteden er iets meer dan 100 jaar geleden uitzag. De kaart laat zien dat de bebouwing van Dokkum zich begin 20e eeuw nog grotendeels binnen de vestingwerken bevond. Die vestingwerken vormden al langer een knellend keurslijf: de grens van de gemeente Dokkum lag aan de buitenkant van de vestinggracht (zie de rode stippellijn). Uitbreiding van de stad was dus alleen mogelijk op grondgebied van de omliggende gemeenten.  

Dokkum buiten de bolwerken
Al sinds de 18e eeuw had zich aan de westkant van de stad gaandeweg een 'streekje' ontwikkeld, dat (bijvoorbeeld op deze eerdere kaart) ook werd aangeduid als De Streek. Daarbij ging het om een mengeling van woningen en bedrijven. Die lagen in drie verschillende gemeenten: Westdongeradeel, Oostdongeradeel en Dantumadeel.
Op de kaart zien we ten noorden van de Dokkumer Ee van west naar oost, behalve woningen, een scheepswerf (van Gerrit Barkmeijer), een herberg (Altena), een Fabriek van Asbest-werken, een houtzaagmolen (Het Hert), een meelfabriek en een Coöperatieve Stoomzuivelfabriek. Op de zuidelijke oever is een kalkbranderij te zien, en een tweede houtzaagmolen (De Phenix). 

Vanaf de 19e eeuw was ook buiten de Woudpoort aan de zuidkant van de stad en bij de Aalsumerpoort aan de noordkant al enige bebouwing ontstaan. Bij de Woudpoort was die in 1915 nog steeds bescheiden van omvang. De bebouwing ten noordoosten van de stad was wél flink gegroeid, dankzij de aanleg van de spoorlijn Anjum-Dokkum-Leeuwarden (het Dokkumer Lokaaltje).
De opening van station Dokkum-Aalsum was op 2 oktober 1901. Ten zuiden daarvan verrees een buurtje dat, hoewel het in een andere gemeente lag, beschouwd kan worden als de eerste, min of meer planmatige stadsuitbreiding van Dokkum. Zo kwam er een Openbare School, maar ook een Woning v/d politieagent en bergplaats motorspuit. Verder zijn hier een Bedden en matrassenfabriek te zien, een café (Osinga) en, dichter bij de stad, een Stoomzuivelfabriek. Die zuivelfabriek kwam een paar jaar later in handen van de Lijempf (Leeuwarder IJs- en Melk Producten Fabriek), die in 1927 een klein stukje naar het noordwesten een nieuwe fabriek bouwde. 

Dat het binnen de vestingwerken knelde, blijkt ook uit het feit dat ook de gemeente Dokkum zélf al zijn toevlucht had moeten zoeken tot terreinen buiten de gemeentegrens. Zo is aan de overkant van de stadsgracht bij de Hanspoortdwinger een 'faecaliënbergplaats' te zien, die op het grondgebied van Oostdongeradeel lag. En ten zuidoosten van de stad, tegenover de Stoomhoutzagerij van Oberman, liggen op het grondgebied van Dantumadeel twee nieuwe begraafplaatsen, een Rooms Katholieke en een Algemeene. 

Marktdenken
Het ruimteprobleem van Dokkum was al in 1903 naar voren gekomen uit een woningonderzoek dat was uitgevoerd door de ‘Gezondheidscommissie voor Dokkum en Omstreken’. Van de 939 woningen in de gemeente hadden 682 drie of minder vertrekken, de gemiddelde kwaliteit was ‘matig tot slecht’, slechts 26% werd als ‘voldoende’ beoordeeld (178 woningen) en 22,5 % als ‘slecht tot zeer slecht’ (154 woningen). Het overwegend liberale gemeentebestuur zag in de uitkomsten van het onderzoek geen reden om actief in te grijpen. Men ging er van uit dat ‘de markt’ het probleem wel zou oplossen…
In 1906 werd in Dokkum woningcorporatie De Bouwvereeniging opgericht. Die stuitte echter op een blijvend passieve houding van het gemeentebestuur. Vooral door het gebrek aan belangstelling en medewerking van gemeentezijde kon men pas in 1913 de eerste woningen bouwen. Die kwamen niet, zoals men bepleit had, op een terrein buiten de vestingwerken, maar op de plaats van de gesloopte particuliere gasfabriek op de Hanspoortdwinger. Door de beperkte ruimte bleef het vooralsnog bij tien nieuwe woningen.   
 
Gebiedsuitbreiding onontkoombaar
Uiteindelijk zag het gemeentebestuur dan toch dat gebiedsuitbreiding onontkoombaar was. Eind 1913 trok men de stoute schoenen aan en werden de drie omliggende gemeenten per brief verzocht om mee te werken aan een grenswijziging. De reacties waren stellig en kwamen alle drie op hetzelfde neer: “geen sprake van”!
De enorme weerstand van de buurgemeenten bleek het begin van een moeizaam en langdurig proces. In juli 1915 zocht Dokkum het hogerop met een brief aan Gedeputeerde Staten waarin de noodzaak van gebiedsuitbreiding uitvoerig werd beargumenteerd. Men was vrijwel direct van die noodzaak overtuigd, maar het duurde nog tot januari 1917 alvorens de provincie formeel haar medewerking kon toezeggen aan de gebiedsuitbreiding, en het overleg daarover met Binnenlandse Zaken kon opstarten. Blijkbaar wisten de drie burgemeesters van de buurgemeenten van Dokkum, alle drie van de Anti Revolutionaire Partij (ARP) en tevens lid van de Staten van Friesland, de zaak nog een tijd te rekken.
 
Hoop voor buurgemeenten 
In april 1918 lag er dan toch een ontwerpwet voor de grenswijziging en leek het pleit beslecht. Maar de burgemeesters van de drie buurgemeenten van Dokkum gaven niet op en voerden het verzet tegen de ‘annexatie’ van hun grondgebied verder op. Onder de eigen inwoners konden ze uiteraard rekenen op brede steun. Maar ook het gereformeerde Friesch Dagblad schaarde zich opzichtig achter de drie burgemeesters en hun strijd tegen de ‘opslokmanie’ van Dokkum.
De opstandige gemeenten leken de wind in de zeilen te krijgen toen de confessionele partijen (waaronder de ARP) bij de verkiezingen van juli 1918 een grote overwinning behaalden. Ze veroverden 50 van de 100 zetels in de Tweede Kamer en het liberale kabinet van Cort van der Linden maakte plaats voor een confessioneel kabinet onder leiding van C.J.M. Ruys de Beerenbrouck.
 
Rooms complot?
Ruys de Beerenbrouck, die behalve premier ook minister van Binnenlandse Zaken was, maakte echter vrij snel een eind aan de illusie van de buurgemeenten. Toen hij in mei 1920 de situatie in Dokkum hoogstpersoonlijk kwam bekijken, was hij snel overtuigd van de noodzaak van een grenswijziging. Toch duurde het ook toen nog vier jaar alvorens de gebiedsuitbreiding van Dokkum bij wet geregeld was.
Met name Oostdongeradeel bleef alles uit de kast trekken om de zaak te keren, volgens enkele Tweede Kamerleden op het ‘belachelijke’ af. Maar de soap eindigde met een (vergeefse) brief van Dantumadeel aan de Eerste Kamer waarin men een rooms complot suggereerde. Dat complot zou er uit bestaan dat de Rooms Katholieke fractie in de Tweede Kamer eensgezind vóór de grenswijziging had gestemd om er voor te zorgen dat de Bonifatiusbron (die dan in de gemeente Dokkum zou komen te liggen) aan de Rooms Katholieke Kerk zou worden verkocht…
 
De kaart nader bekeken
Deze Kaart van de Gemeente Dokkum en Omstreken is zonder twijfel onderdeel van het dossier over de grenswijziging van Dokkum. Op de gedrukte kaart zijn handmatig de bestaande gemeente- en kadastrale grenzen ingetekend, en is met rode cirkels aangegeven welke percelen de gemeente Dokkum in eigendom had buiten de gemeentegrenzen: zie de ‘Verklaring’ linksonder. Verder is (aan de zuid- en de oostkant) een blauwe stippellijn ingetekend, en zijn in de percelen (of delen daarvan) binnen die lijn rode kruisjes gezet en zijn de perceelnummers met blauw onderstreept. Eén en ander wordt in de legenda niet verklaard, en is dus logischerwijs later toegevoegd.
 
Verondersteld kan worden dat met de blauwe stippellijn een nieuwe gemeentegrens wordt aangeduid. Maar met díe grens zou alleen aan de zuid- en de oostkant van de stad (nog grotendeels maagdelijk) grondgebied worden toegevoegd aan de gemeente Dokkum; de uitbreidingen van de stad in westelijke en noordoostelijke richting zouden niet binnen de nieuwe gemeentegrens komen te liggen.
Een dergelijke beperkte en onlogische gebiedsuitbreiding is nooit de insteek geweest van de gemeente. Mogelijk is de hier ingetekende blauwe stippellijn een grens die Dantumadeel en Oostdongeradeel, toen ze eenmaal hadden ingezien dat een grenswijziging onontkoombaar was, wél bereid waren te accepteren. Hoe het ook zij, de uiteindelijke nieuwe gemeentegrens van Dokkum (te zien op deze kaart) was een stuk ruimer. Alleen aan de oostkant was die nieuwe grens grotendeels dezelfde als de grens die op deze kaart is aangegeven.
 
Bronnen:
Historische plattegronden van Nederlandse Steden, deel 11.1, De steden van Friesland; eerste deel: Dokkum, Harlingen, Hindeloopen, Stavoren en Workum (onder redactie van J.P.H. van der Vaart en D. de Vries, Stichting Historische plattegronden, 2006)
Jim mutte komme, ut waait! Molens en molenaars in Dongeradeel (Warner B. Banga, Stichting Historia Doccumensis, 2010) 
Geschiedenis van Dokkum, hart van noordelijk Oostergo (Meindert Schroor e.a. Stichting Historia Doccumensis, 2004)

 
 



Meehelpen om onze content ook in de toekomst gratis beschikbaar te houden? Doneer dan nu via deze knop!

 

 

 
Lees meer