De atlas van Eekhoff


Onderstaande tekst is een vertaalde versie van het artikel dat Haye Bijlstra in het Fries schreef voor Letterhoeke, jaargang 3, 2007, nr. 2. De vertaling is in beginsel gemaakt door ChatGTP, en vervolgens waar nodig aangevuld en gecorrigeerd.

 

De totstandkoming van de Eekhoff-atlas

De Staten van Friesland geven in 1839 de opdracht om een nieuwe topografische atlas van de provincie Friesland te maken en uit te geven. De atlas bevat 32 kaarten van alle gemeenten en de eilanden Ameland en Schiermonnikoog, met uitzondering van de elf steden. De Nieuwe Atlas van de provincie Friesland staat in de volksmond bekend als de Eekhoff-atlas, genoemd naar de uitgever Wopke Eekhoff uit Leeuwarden, die de atlas tussen 1849 en 1859 op de markt bracht. Bij de heruitgave in 1970 bleek dat de waardering voor dit omvangrijke werk na ruim een eeuw nog steeds aanwezig was.

De staten gaven opdracht voor het maken van een nieuwe atlas van de provincie omdat daar behoefte aan was. De laatste grote gedrukte atlas was die van Schotanus uit 1718. Het kadaster begon in 1812 met het opmeten van de provincie, en in 1830 was het werk voltooid.
In 1843 geven de Staten opdracht voor het maken en drukken van twee proefkaarten. Ze stellen er 2000 gulden voor beschikbaar. Er wordt gekozen voor een gemeente in het kleigebied, Baarderadeel, en een gemeente in het zand- of woudgebied, Achtkarspelen. Naast een topografische kaart wordt ook een kaart gemaakt die het grondgebruik laat zien.

  Titelpagina van de Nieuwe Atlas van Friesland

Op 24 juli 1846 geven de Staten hun goedkeuring en kan worden overgegaan tot de productie van de hele atlas. De productietijd werd geschat op zeven jaar. In 1847 reserveren de Staten voor het eerst 2345 gulden op de begroting voor de atlas. Ze bepalen ook dat er, voordat wordt begonnen met het maken van de atlas, minstens 150 exemplaren verkocht moeten zijn, elk voor 48 gulden. Elke abonnee ontvangt telkens minstens vier kaarten. Ook de losse verkoop van kaarten is populair; de kaarten kostten twee gulden per stuk. De voorverkoop is een groot succes: er worden maar liefst 286 exemplaren van de atlas verkocht. De productie kan beginnen.
Als de atlas klaar is, heeft de hele operatie 36.000 gulden gekost. De opbrengsten uit de verkoop bedragen 16.644 gulden; de Staten concluderen tevreden dat het atlasproject in alle opzichten een groot succes is.
 
Uitgever
Wopke Eekhoff (1809-1880) was archivaris, geschiedschrijver en boekhandelaar in Leeuwarden. Naast het drukken, verkopen en uitgeven van boeken heeft hij zelf zo'n kleine tweehonderd werken gepubliceerd. Hij was een actief bestuurslid van het Friesch Genootschap en verder was hij onder meer lid van het Selskip 1844, de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde en de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Hij heeft de Stedelijke Bibliotheek in Leeuwarden opgericht. Behalve voor die bibliotheek deed hij ook boeken-acquisitie voor de Provinciale Bibliotheek van Fryslân en de bibliotheek van het Friesch Genootschap.
 
De uitgever Wopke Eekhoff was een ervaren zakenman die, als het even kon, financiële risico's vermeed. Hij heeft het uitgeven van Friestalige boeken daarom altijd te riskant gevonden. Minder riskant was het in opdracht van de Staten uitgeven van de Nieuwe Atlas van de provincie Friesland. Het was het grootste project dat hij als uitgever uitgevoerd heeft. Eekhoff was naar alle waarschijnlijkheid hiervoor de beste keuze. Zijn drukkersverleden en zijn kwaliteitseisen zullen mede bepaald hebben dat de kaarten moesten worden gemaakt met behulp van de toen reeds verouderde druktechniek van de kopergravure. Hij heeft naast zijn eigen publicaties en almanakken ook ongeveer tien titels van andere auteurs uitgegeven. Maar boven alles was hij archivaris; zijn meeste werkbare uren gingen dan ook op aan het Leeuwarder Archief.

  Wopke Eekhoff in 1877
 
Tekenen
De meetgegevens van de landmeters werden uitgetekend door J.W. Witteveen, tekenaar bij het Kadaster. De kaarten zijn ingetekend met de verkaveling en de grenzen van de kadastrale gemeenten. Deze grenzen werden na het drukken met gekleurde waterverf aangegeven. Witteveen werkte van 1844 tot 1855 aan de atlas.
 
Omdat de druktechniek koperdiepdruk was, moet Witteveen de tekeningen met speciale zwarte inkt maken. Hij maakt hiervoor een inkt uit lampenzwart en water die gemakkelijk over te zetten is op de geprepareerde koperen platen. De kaarten worden getekend op de schaal van 1:250.000 en de kaartbladen worden vastgesteld op 67 bij 78 centimeter, behalve voor zes gemeenten die een groter stuk papier nodig hebben. De kaart van de gemeente Weststellingwerf is het grootst met 67 bij 117-en-een-half centimeter. De belettering is een vak apart en wordt verzorgd door de Hagenaar L. Schweickhardt.
 
Graveren
Het graveren van de koperen platen werd uitgevoerd door de graveurs D. en H. Veelwaard. Voordat ze konden beginnen met graveren, werden de koperen platen op maat gesneden en met een vijl voorzien van een facetrand. Vervolgens werd de hele plaat spiegelglad gepolijst en werd over de hele plaat een dunne egale laag was aangebracht. De tekening van de kaart werd met de getekende kant op de plaat gelegd en vervolgens met een braam of ander wrijfgereedschap ingewreven totdat deze volledig was overgebracht op de waslaag van de koperen plaat. Het graveren kan beginnen. Met de burijn, een speciaal klein beiteltje, snijdt de graveur de lijnen uit de koperen plaat. Om onder het graveerwerk de gedetailleerde tekening goed te kunnen zien, gebruikt de graveur een loep. Als de hele kaart inclusief de belettering en vignetten klaar is, kan de plaat schoongemaakt worden en naar de drukkerij.

  De kopergraveur aan het werk (uit de Encyclopedie van Dirderot en D’Alembert)

Drukken
De drukker van de koperen platen is de plaatdrukkerij Wed. Koning en J.A. Brugman in Amsterdam. Met plaatdrukkerij wordt bedoeld dat ze gegraveerde of geëtste platen drukken. In onze tijd zouden we het een koperdiepdrukkerij noemen. De platen werden in de drukkerij met zwarte inkt ingesmeerd. Met een dun gaasdoek werd de inkt verwijderd die niet afgedrukt moest worden, en met de muis van de hand werd de plaat vervolgens volledig inktvrij gemaakt. Alleen in de gegraveerde lijnen bleef de inkt zitten. Vervolgens werd de plaat op een speciale diepdrukpers gelegd. De diepdrukpers doet denken aan een grote waswringer, in dit geval met rollen van staal.  Tussen de rollen bevindt zich een plaat waarop de ingeïnkte gegraveerde plaat wordt gelegd. Op de ingeïnkte plaat wordt het te bedrukken papier gelegd, meestal dik niet-gelijmd papier. In het geval van de Nieuwe Atlas van de provincie Friesland werd het papier op maat gemaakt bij het bedrijf Jacob Honig en Zoon in Zaandijk, zodat de kaarten op hele vellen papier konden worden gedrukt. Het papier werd voor het drukken bevochtigd, zodat het papier tijdens het drukken de inkt beter uit de gravure kon halen. Daarna werden een paar vellen vilt op het papier gelegd. De drukker draaide rustig en in een regelmatig tempo het geheel tussen de beide rollen door. De kaart was nu afgedrukt op het papier. De afdrukken werden opgehangen om te drogen, waarna het hele proces van ininkten en drukken opnieuw begon.

 De koperdiepdrukker aan de pers (uit de Encyclopedie van Diderot en D’Alembert)

Archief
Het is uniek dat de getekende kaarten en de gegraveerde koperen platen er nog steeds zijn. Voor de koperen platen is een kast gemaakt waarin de platen, nadat ze eerst zijn gelakt en in houten lijsten zijn gezet, worden bewaard. Deze kast met inhoud is nu ondergebracht in het Fries Grafisch Museum in Joure. De getekende kaarten zijn bijna allemaal aanwezig in Tresoar, en van de gedrukte kaarten zijn verschillende exemplaren zowel los als in gebonden vorm te raadplegen.